Niets zo duurzaam als vergankelijkheid

"Waarom schrijf je zoveel op?" vroeg iemand die anoniem wil blijven. Zij bedoelde natuurlijk: "Waarom klets je zoveel?" Ik dacht na en begreep geleidelijk hoe belangrijk die vraag voor me is. Jaren geleden stuitte ik op het beroemde citaat van Theodosius Dobzhansky: "Nothing in biology makes sense except in the light of evolution". Vrij vertaald naar kunst zou je kunnen zeggen. "De ware betekenis van een kunstwerk kan pas begrepen worden in het licht van zijn ontstaan". Waar ik aan wil toevoegen dat iedereen natuurlijk het recht heeft om een kunstwerk uit zijn verband te lichten en er een nieuwe betekenis aan toe te kennen. Het is dan wel een ander werk geworden. En kan dan bijvoorbeeld in geld worden uitgedrukt!!!!

Het ontstaan van dingen is een fascinerend iets. Ik zie alles in het perspectief van de geschiedenis. Daarom leg ik zoveel vast. Niet het resultaat is het ware kunstwerk, maar het proces en de omstandigheden die er toe leidden. Onderweg zijn is het hoofddoel. Het resultaat, het doel, is een beperkende bijzaak. Kunst als resultaat heeft voor mij weinig betekenis en dus ook geen commerciele waarde. Vandaar misschien, al is dit antwoord vast ook weer aan verandering onderhevig.

"Panta rhei" sprak de beroemde Griekse filosoof Heraclitus. "Je kunt niet twee keer in dezelfde rivier stappen, want het is telkens vers water dat je toestroomt". Deze uitspraak heeft diepe indruk gemaakt en heb haar meermaals geciteerd onder andere bij de schepping van Einsteins Jaarringen.

Daaraan terugdenkend, en zeker nu ik het verschijnsel tijd heb greduceerd tot een mentale kwestie, drong zich opnieuw het vraagstuk van de verandering op. Wat is verandering? Wat is duurzaam? Hoe meten we verandering? Hoe meten we verval? Een reeks vragen, elk afzonderlijk goed voor het draaiend houden van een grote universiteit. Alhoewel ik uit overtuiging - trouwens ik kan niet anders - een abstract denker ben, besloot ik het voortkomende onderzoek op mezelf toe te passen, waarbij object en subject geheel versmelten. Jà, een Gordiaanse kluwen vormen.

Ik verander onzichtbaar en aantoonbaar. Om deze veranderingen in een meetbare vorm te gieten besloot ik in 2008 om mijn afgeknipte baardharen te bewaren. Met onregelmatige tussenpozen verkreeg ik zo een reeks monsters van mijn baardtoestand. Ik bewaarde ze in giro-enveloppen omdat die niets kosten en met stapels op het postkantoor te verkrijgen zijn. Josje gebruikt ze ook om zaden van pompoenen, courgettes, erwten, koriander en andere tuinproducten in te bewaren. Zo had ik na een zestal jaren een aardige collectie baardharen. Het was onmiskenbaar dat deze haren tussen mijn 61ste en 67ste verkleurden van lichtrood rossig tot vrijwel wit. Een soort ijklat voor de vergrijzing dus. Omdat de kleurnuances in wit vrijwel niet te meten zijn en er ook tussen de haren van één baardlichting grote verschillen kunnen optreden, begon ik in 2014 tevens met verzamelen van monsters van mijn hoofdharen. Deze hadden enkele eigenschappen die niet iedereen heeft op zijn 67ste: Ten eerste: Ik had er veel. Ten tweede: Ze waren nog niet grijs. Zo kon ik de meetreeks van de vergrijzing aanzienlijk verlengen naar de toekomst en de resolutie verhogen.

In Juni 2013 liepen we rond in de antiek- en curiosawijk van Antwerpen, met onze vrienden Ana en Olav. In een uitdragerij vond ik een twintigtal mooie, identieke glazen flesjes, vuil, vol zand. Ik kocht ze en maakte ze schoon.

Voorzichtig bracht ik de baardharen over in de potjes die ik van een etiket voorzag en vermeed contaminatie. Vervolgens maakte ik een voorlopig wandrek in mijn Droommuseum Oneiron, waar de meest frequente bezoekers een paar vleermuizen en zwaluwen waren, naast sporadisch menselijke bezoekers.

  

Opstelling in Droommuseum. Links: Baardharen. Rechts: Baard- en hoofdharen.

Om uiteenlopende redenen die niet chronologisch vermeld kunnen worden, kwam het meetproject in een stroomversnelling, maar veranderde daarbij ook van richting. Hierbij voelde ik me tijdelijk als een beginnend kanovaarder, balancerend op de rand van de Saltos del Moconá, in de Uruguay-rivier tussen Brazilië en Argentinië, op de rand dus van de breedste waterval ter wereld. Na de onvermijdelijke afdaling naar een ongewisse plaats was ik even het spoor bijster, en hervond mezelf, na het optrekken van een overvloedige mist, in een gewijzigde, maar ingewikkelde situatie die ik hierna zal schetsen.

Ten eerste. Guido Ancion en ik waren al geruime tijd bezig met de voorbereiding van een expositie. Deze ging telkens niet door, omdat de ruimten niet beschikbaar waren (het waren tijdelijk leegstaande ruimten van zorginstelling Sevragram waar kunstenaars als anti-kraakmiddel gebruik van konden maken, en waar je nooit rijk van wordt). Telkens haalde ik opgelucht adem als ik even niets hoefde te doen. Maar nu 15 oktober 2014, laat zich aanzien dat we per 2 november een expositie openen in Kasteel Daelenbroeck in Roerdalen. Nu moet ik me ongans werken om alles af te krijgen. Deze expositie: "Vergankelijkheid = Duurzaam" laat werk zien van Guido Ancion, Jos van Wunnik en ondergetekende. Bovendien creëren we een geluidslandschap over de vergankelijkheid, waarover later meer. In deze groep : "Wo geit 't euver?" werken Guido Ancion (Vuurorgel), Willem Fermont (Giant gong), Carmen Heemels (Polyangel), Louw Houtvast (Huis-tuin en keukenpercussie, schuiftrombone), Mark Thuring (Baritonsaxofoon) en Jos van Wunnik (Didgerido) mee.

Ten tweede. Twee jaar geleden brak een van mijn snijtanden af. Hierdoor belandde ik bij een implantoloog en raakte daar gefascineerd door allerlei gebitsafgietsels die perfect illustreerden in welke staat van vergankelijkheid de originelen verkeerden. Ik kreeg toestemming om de afgietsels te verzamelen en na enkele maanden was ik enige tientallen gebitsafgietsels rijker. Ik begon een orgel er van te bouwen maar dit project werd doorkruist door het onderhavige project.

Links: Collectie gebitsafgietsels. Rechts: Voorbeeld van vergaande vergankelijkheid.

Ten derde. Josje vond op het terrein van de waterbuffer achter ons huis een prachtige, vrijwel vergane holle boom. Ik zaagde er een stuk af en wist niet wat ik er mee moest. Ik vroeg Frenk, onze buurman en rayonbeheerder van het Waterschap Roer en Overmaas, of hij het hek wilde openen. Natuurlijk zei hij ja en zo zeulde ik een stuk boom naar huis. "Wij laten die liggen voor de dieren" zei Frenk. Dat klopte want thuis kwam een ware exodus op gang van houtwormkevers, boktorren, klopkevers, duizendpoten, spinnen, mieren, rupsen en andere vreemde eenden behalve eenden. Ik wist niet wat ik er mee moest maar al snel rijpte een plan.

Ten vierde.Van Guido had ik enkele schaaldelen gekregen die ik mooi kon gebruiken voor de expositie. Hierop wilde ik de baardharen etaleren. Ze bleken te strak en ik kreeg van Guido een paar andere, met een meer organische uitstraling. Daar was ik erg blij mee.

Ten vijfde. Mijn werkplaats ligt vol met RVS platen en buizen. Ik had zojuist voor een ander kunstwerk een rollenwals aangeschaft om 3 mm dik staal te vervormen. Het apparaat stond eigenlijk in de weg en zo drong het zich op om ook voor een ander project te gebruiken. Met dieze rollenwals ontstond de mogelijkheid om op eenvoudige wijze enkele velgen te produceren.

En zo kwamen al deze ingrediënten bij elkaar en plotseling, ik begrijp niet hoe het werkt, ontstond in mijn achterhoofd of daar in de buurt een beeld, dat opstoomde naar het bewustzijn en er als volgt uitzag:

Eerste ontwerp van "De vergankelijkheid. Een verstild perpetuum mobilé".

Al snel werd duidelijk dat er een belangrijk onderdeel aan mankeerde. Er zat geen zadel op.

Ik maakte een nieuw ontwerp.

Ontwerp 2 vergankelijkheidsmachine

Behalve een zadel bedacht ik een koplamp met een zelfprortret erin. Maar het bleef alles bij elkaar een somber geheel dat niet strookte met mijn persoonlijke ervaring van de vergankelijkheid. Ik wil met trompetgeschal het graf in, opgevrolijkt met de muziek van Louis Armstrongs Hot Seven, liefst de Potato Head Blues, waar ik een bijzondere band mee heb (zie 0-dimensionale kunst). Van mijn oudste broer Jan erfde ik niet alleen een beetje van zijn liefde voor jazz, maar toen zijn gebit de weg der vergankelijkheid grotendeels had afgelegd, musiceren onmogelijk werd en hij zijn trompet aan de wilgen hing, verwierf ik zijn trompet, die ik inbouwde in het geheel.

Ik besloot een oud zadel te verwerven via Marktplaats. Ik realiseerde me echter dat vergankelijkheid geen individueel gebeuren is, maar dat het een allesomvattende groepsdynamiek betreft. Dus moest mijn installatie ruimte bieden aan meerdere individuen en zodoende meerdere zitplaatsen bevatten. En zo verkreeg ik via buitengewoon vriendelijke mensen een aantal oude zadels, gerenommeerde zadelmerken als Brooks (Engels), Tabor (Portugal) en Lepper (Nederlands). De vriendelijke Nieke Zwartjes uit Nijmegen bood me een zadel aan voor 1 €, waarvan akte,maar ik verhoogde de prijs tot 10 € inclusief verzendkosten.

Tenslotte kwam de lieve en mooie Pauline Herst - dochter van Arthur, waarmee ik 's nachts al wandelend met onze honden, de stand van de wereld doorneem, en Tilde - op bezoek in de werkplaats. Ze zou onze kippen verzorgen tijdens de aanstaande bruiloft van onze zoon Niels. In de werkplaats bood ze aan om een afgietsel van haar gebit ter beschikking te stellen. Dat aanbod nam ik dankbaar aan. En een dag later volgde dag Ana Teunissen, die ook een afgietsel van haar gebit aanbood. Zo kwam het project in een volgende fase, waarin behalve de vergankelijkheid, afleesbaar uit mijn haren, ook gevisualiseerd werd door een serie afgietsels van gebitten in steeds verder gaande staat van verwording. Hier was ik heel blij mee. Eventjes. Tot ik bedacht dat het aanwenden van meerdere zadels en gebitten niets toevoegden aan zeggenskracht. Ik haalde alles weer weg. En de eenvoudige versie bleef over.

 

Ontwerp 3 vergankelijkheidsmachine

En zo ontstond, eigenlijk op geheel begrijpelijke en voor de hand liggende wijze de installatie : "De hemelwagen, een verstild perpetuum mobilé". Een project dat laat zien dat ik -net als alles en iedereen - een tijdelijke houdbaarheidsdatum heb. Het project ging in première op 2 november 2014. En wat daarna gebeurt is, behalve zwaar sjouwerswerk om het weer mee naar huis te nemen, volstrekt onvoorspelbaar. Ik moet nog een verdenking jegens mezelf noteren. Een dezer dagen sorteerde ik fotoos van een reis naar China in 2012. Daarbij stuitte ik op een afbeelding van een Chinees voertuig. Ik was verbaasd over de gelijkvormigheid met de Hemelwagen. Ik verdenk mezelf nu ervan dat een groot deel van mijn creativiteit verklaard zou kunnen worden als we de onbewuste opslag en verwerking van ervaringen als beelden, situaties, emoties konden registreren. maar omdat dat nu eenmaal niet gaat, lijkt een mens veel creatiever dan hij in werkelijkheid is. In extreme gevallen leidt dit natuurlijk tot plagiaat.

Chinese bakfiets in Ping Yao (2012)

 

De Hemelwagen. Een verstild Perpetuum Mobilé.

Ik begon dit project met de vragen: Wat is verandering? Wat is duurzaam? Hoe meten we verandering? Hoe meten we verval?

Ben ik nu iets opgeschoten? Nee natuurlijk niet, behalve dat ik nu aantoonbaar hoor tot degenen die ook over vergankelijkheid nadachten. En tot degenen behoor die de vergankelijkheid van zichzelf en de ander onder ogen zien. Dat gezegd hebbende, ontstaat bij mij een warm en diepgevoeld verlangen om het vervolgtraject van mijn vergankelijkheid als een koel veldheer, beheerst, maar begeleid door vrolijk trompetgeschal, af te leggen zonder enig verlangen naar het eeuwige leven, of een benadering daarvan in de vorm van medische adviezen, hulpstukken, medicijnen, behandelingen of placebo's. Taroempapa, papa papa!!!

We zien wel.

Terug naar boven