Willem | Contact | Genealogie | Jeugd | Werk | Affiliaties | Projecten | Publicaties | Exposities | Mijn mening over "kunst" |
Naam: | Fermont, Dr. |
Voornamen: | Wilhelmus Johannes Joseph (Willem) |
Geboren: | Roermond, 11 September, 1947 |
Nationaliteit: | Nederlandse |
Status: | Gehuwd met Josje Fermont-Rohde, sinds 17 december 1971, twee kinderen, dochter Alice en partner Harrie Besselink met twee kleinkinderen, Daan en Maren; zoon Niels met partner Ellen Vos en kleinzoon Joep. We hebben een hond Sarah en 0 kippen (voorheen 4). |
Naam: | Willem Fermont |
Adres | Grijzegrubben 94 |
Postcode | 6361 GN |
Plaats | Nuth |
Land | Nederland |
Tel | Tel.: 0031 (0) 45-5244754 |
Mobiel | 06-28527640 |
info@willemfermont.nl, willemfermont@gmail.com | |
Website | www.willemfermont.nl |
De Fermonts uit Roermond vormen een spraakmakende familie, soms buitengewoon hilarisch, soms buitengewoon agressief, soms buitengewoon treurig. En vaak ook buitengewoon gewoon. De eerste Roermondse Fermont, voorzover na te gaan, Joseph, kwam op 19 Frimaire XIII ( Napoleontische tijd, 10 dec. 1804) ter wereld als kind van de ongehuwde moeder Elizabeth Fermont - dochter van Laurent Fermont en Elizabeth Sarvati- in een armoedige wijk in Maastricht - de Rue de la Vache Volante - de straat van de Vliegende Koe, een foute vertaling door de Franse bezetters van de Kwadevliegenstraat. Op 24-jarige leeftijd trouwde Joseph in Roermond met Marie Elisabeth Cleijn en werd zodoende de stamvader van de oer-Roermondse familie Fermont ( zie genealogie). De vele nakomelingen van dochters die huwden met niet-naamgenoten verdwijnen hier uit beeld. De beeldbepalende Fermonts waren bepaald geen makkelijke mensen. Maar dat kan voor meer families uit die periode en dezelfde sociale onderlaag gezegd worden. Roermond was een stad van rangen en standen. In de straat waar ik woonde kwamen klinkende namen voor als Schaeffer, Selder, Balendonk, Lutgens, Dörenberg, en vele anderen, die bijdroegen aan de kleur en faam van de sociale onderklasse. De Fermonts leefden voornamelijk in deze eenvoudige sociale klassen, waar armoe troef was en het straatleven bloeide. Oorspronkelijk speelde een en ander zich af in het stadscentrum van Roermond, ondr andere de beruchte Kruisherenstraat, later voornamelijk in het Vrije Veld, een woonwijk die in de dertiger jaren van de 20ste eeuw vorm kreeg en gedeeltelijk mede bedoeld was om de binnenstad te ontlasten van asociale elementen! Hetgeen niet lukte. Het Roermondse Veld is een van de zeer bekende multiculturele probleemwijken. Het kleurrijke deel van hun geschiedenis kan met name aan de hand van strafdossiers en rapporten uit armenhuizen worden gereconstrueerd. Toch waren het maar enkele Fermonts die hoofdzakelijk bijdroegen tot hun reputatie. Zo werd Johannes Fermont (1864-1940), zoon van mijn bet-overgrootvader, met de bijnaam de Kerp, en van beroep orgeldraaier, ongeveer 30 keer veroordeeld wegens ordeverstoring, ruzies, militaire insubordinaties, verzet tegen het openbare gezag, diefstal en openbare dronkenschap. De eerste veroordeling volgde in 1879 op 15-jarige leeftijd wegens diefstal van aardappels. In de loop van de 20ste eeuw komen er - naast minder gelukkig bedeelden - steeds meer nazaten die op min of meer succesvolle wijze door het leven gaan. Zaalvoetbalclub Fermonia (zie info Fermonia) met Dave, John en Danny Fermont als respectievelijk trainer, coach en speler, was vele malen landskampioen in de hoogste divisies. De Harryjo's, gebroeders Harry, Jo en Jan Fermont, boekten op jeugdige leeftijd daverende successen met hun twee accordions en drum trio. Ondergetekende vond zijn weg in wetenschap, kunst en cultuur. Van de jongere generaties vonden velen hun weg tot op HBO en academish niveau. Bovendien verspreidden de Fermonts zich geleidelijk door heel Nederland.
|
Ik werd vlak na de oorlog (1947) als derde kind geboren in een gezin,dat
getekend werd door de directe gevolgen van de oorlog. Armoe, zware oorlogsjaren,
maar tegelijkertijd ook een gezin waar de zorg voor de kinderen voorop
stond. In het volksbuurtje Het Roermondse Veld leerde mijn vader me
als 5-jarig kind houtbewerken. De meisjes- en jongenswereld was in het
katholieke Limburg streng gescheiden maar in de "dranghekken" zaten vele
scheuren en gaten, die het bestaan reeds op zeer jeugdige leeftijd spannend
en verwarrend maakten. vlnr: Willem, Harry, Alice, Maren, Ellen, Niels, Daan, Josje |
Ik had talloze kleine baantjes op Limburgse steen- en pannen- en grèsbuizenfabrieken in Reuver, Helden-Panningen, Swalmen, de eiermijn in Roermond, in de horeca (kasteel Oudaen, Utrecht), tuinbouw, werkte als tijdelijke kracht bij de Raak in Vleuten, Johnson Wax in Mijdrecht, Hero in Breda, colportage voor stomerij Domstad in Utrecht. Ik verbleef drie maanden als metaalbewerker bij Rheinstahl Eggers Kehrhan in Hamburg, midden tussen de gastarbeiders uit Turkije, Joegoslavië, Italië en Polen, was een beetje stiekeme documentalist bij de Stichting Fundamenteel Onderzoek der Materie in Utrecht wat goed zwart geld opleverde, doceerde aardrijkskunde als derdegraads onbevoegd leraar op de Aloysiusschool voor MAVO in Hilversum, maar wel met de verantwoording voor eindexamenklassen, was practicumbegeleider voor biologen, docent aardwetenschappen en geologisch onderzoeker aan de Universiteit van Utrecht. Mijn afstudeerproject was een veldonderzoek in de teen van Calabrie, het armste deel van Italië, waar ik een half jaar in het geisoleerde bergdorpje Simeri Simeri verbleef en vele ontroerende, en ook eenzame momenten in mijn leven doormaakte. Een van mijn beste vrienden was de werkloze Mimo, met een aangeboren hazelip en zwak begaafd. Ik sprak in die tijd goed Italiaans, maar de moeizame conversatie met Mimo, in het zangerig slepende Calabrees was min of meer beperkt tot: "Dove vai oggi, Guliermo" en "Andiamo". Op een dag waren we samen het bergcomplex van de Sila ingereden om te ontsnappen uit de snikhete kustgebieden. In de verte lag de Middellandse Zee waar Mimo, weids zwaaiend met zijn arm zijn droom uitsprak: "Un Giorno, Guliermo, vado in America". De droom van alle Italianen. Mimo zou nooit wegkomen uit Simeri Simeri. Hij wilde altijd met me mee op veldwerk. Ik promoveerde tenslotte als micropaleontoloog op evolutietheorie - "Discocyclinidae van Ein Avedat", een onderwerp waar misschien 5 mensen op de hele planeet verstand van hadden en, belangrijker, waar niemand behalve ikzelf, wakker van lag. Voor veldwerk vertrok ik regelmatig naar de Negev-woestijn op de grens van Israël en Egypte in Sde Boker vlak bij het graf van Ben Gurion en enkele kilometers ten zuidwesten van Dimona, waar dromedarissen vredig graasden naast de kerncentrale. Schaduw was er alleen in de En AvedatCanyon, waar ik ook het grootste deel van mijn Eocene gesteentemonsters verzamelde, regelmatig in gezelschap van gemsen die hier het enige water uit de weide omgeving wisten te vinden, of straaljagers van de Israëlische luchtmacht die hier oefenden in het onder de horizon vliegen, en vaak lager vlogen dan ik zelf. Mijn hoogleraar, Professor Cor Drooger – in de wandeling Ome Knor, die later geheel verzuurde, zal ik eeuwig dankbaar zijn voor de genadeloze wijze, waarop hij me zelfdiscipline bijbracht. Ik bezocht hem, samen met mijn vrouw Josje, bijna 25 jaar na dato nog steeds elk jaar rond de jaarwisseling. Een ontroerend weerzien met hem en zijn vrouw Tine. Beiden zijn intussen overleden. Zijn laatste jaar verliep in grote eenzaamheid en verwarring. Evolutie is nog steeds mijn grote fascinatie. Alles evolueert. Alles is in beweging. Nergens is het begrip tijd zo tastbaar en tegelijk ongrijpbaar als in de geologie. Deze opleiding heeft me mede gevormd voor mijn latere leven als kunstenaar. Bovendien werd de naam Feermont onsterfelijk doordat Gyorgi Less ((1998) een soort naar mij vernoemde: een fossiele vertegenwoordige van de Discocyclinidae: Nemkovella strophiolata fermonti. Ik werkte als geoloog in diverse betrekkingen, eerst als paleontoloog in de Carboon fauna, later als koolpetrograaf voor steenkoolonderzoek in Limburg voor het Geologisch Bureau in Heerlen. De Carboonfauna was niet mijn ding. Het kwam er ongeveer op neer dat je twee typen ostracoden moest kunnen onderscheiden, met bult en zonder bult. Maar ze werden weinig aangetroffen en er was bovendien een geologisch assistent die dat uitstekend kon. Het was niet echt een wenkend perspectief. Ik was enige jaren gedetacheerd bij de Steenkolenbank in Eygelshoven voor de begeleiding van een Europees onderzoek naar de eigenschappen van kolen -als zodanig wetenschappelijk hekkensluiter op het gebied van steenkoolonderzoek in Nederland, 20 jaar na de laatste mijnsluitingen. Van het hoofd van het Geologisch Bureau, Theo Krans, kreeg ik alle ruimte voor initiatief. Het laboratorium waar ik leiding aan gaf werd uit- en omgebouwd naar fundamenteel olie- en gasonderzoek met name aan olie- en gasmoedergesteenten, later ook aan vloeibare koolwaterstoffen. Eerst voor de Rijks Geologische Dienst, later TNO. Er was veel samenwerking in Nederland en daarbuiten. Multidimensionale modelstudies voor olie- en gasgeneratie vormden een belangrijk onderdeel. Er kwamen promovendi uit Nederland, Duitsland, China. En reizen dat het een lust was. Maar de hoofddirectie wilde van de Heerlense vestiging af. Een jarenlange strijd was het gevolg, een strijd die we voorlopig wonnen. Het resultaat was mede groen licht voor de verdere realisatie van een schitterend laboratorium. Een Pyrrusoverwinning, zoals later zou blijken. (Geologisch Bureau, 1995, laboratorium) Een derde cultuursunami deed zich voor in 1997. De agressieve pogingen van de directie van de Rijks geologische Dienst om het Geologisch Bureau op te heffen, werden met steun van de Limburgse politici (Wöltgens, Huys, Kockelkorn, Pleumeekers, van der Linden, van Rey, etc.) verijdeld, omdat het Geologisch Bureau onder het spreidingsbeleid viel en het dus niet aan ambtenaren was om dergelijke besluitvoering terug te draaien. Mede daardoor kwam er een convenant om de Limburgse overheidsdiensten onder een gezamenlijke paraplu te brengen. Dit zou gebeuren in en rond het CBS-gebouw. Het hielp niet. Jaar na jaar verdwenen honderden arbeidsplaatsen in overheidsdienst. Het zojuist door Rijksbouwmeester Jo Coenen gerestaureerde Oranje Nassau II-gebouw, voormalig hoofdkantoor van de Oranje Nassau II mijn in Heerlen werd op 11 september 1997 -mijn vijftigste verjaardag - geopend. Ik was hoofd van de onderzoeksafdeling op de bovenste verdieping. Prachtig, transparant glas, staal en een uitstekend geoutilleerd laboratorium (Organisch Geochemisch Laboratorium 1997). Intussen had de directie haar beleid van overrulen gewijzigd. Het restant dat hierin samentrok was 17 medewerkers van het Geologisch Bureau, 3 medewerkers van de regionaal zieltogende afdeling van Staatstoezicht op de Mijnen, een halve medewerker van de Domaniale mijn in Liquidatie. In een gebouw dat voor 12 miljoen gulden was gerenoveerd. We privatiseerden intussen net als zovele andere Rijksdiensten. We werden onderdeel van TNO en kansloos. Zes weken na de officiële opening door TNO werd de sluiting van de vestiging in Heerlen alweer aangekondigd door hetzelfde TNO, de eerste grote daad nadat we geprivatiseerd waren. Orde en Chaos ten voeten uit. Op deze manier kon de winst uit het project Overname Rijks Geologische Dienst gemaximaliseerd worden. Het verschil met vroeger was dat nu dat de medewerkers van het hoofdkantoor in Haarlem, ook in een relatief nieuw gebouw gehuisvest, en al vele jaren overwegend voorstander van sluiting van de Heerlense restanten uit het mijnbouwverleden, nu in dezelfde onzekere positie terecht kwamen. Enkele maanden later restten van het laboratorium slechts een schamele hoeveelheid pijpleidingen en een leeg gebouw( zie afbraak lab). Die bocht kon ik niet maken en ik stapte op. Even speelde de mogelijkheid om het stationsgebouw van Maulusmühle in Noord Luxemburg op te kopen en een onrendabel hotel te beginnen. Het ontslag bij TNO, september 1998, viel vrijwel samen met mijn eerste expositie over multi-dimensionale objecten. Locatie: voormalig Hotel de Wereld in Wageningen, waar op 5 Mei 1945 de capitulatie van de Duitsers werd getekend. Ik ervoer deze bescheiden expositie ook als een bevrijding. Ik had een slag verloren maar voor mijn gevoel de oorlog gewonnen. Ik was intussen afgebrand. Ik werd kunstenaar. Al wist ik niet wat dat was. Nog steeds niet. De vierde cultuurschok was een absoluut vrijwillige. Nadat ik een jaar had doorgebracht in mijn ateliers en mijn veren waren geschud, solliciteerde ik voor een prachtige positie bij het Rijksmuseum voor Volkenkunde in Leiden. Alhoewel ik de interim-managers aldaar had gewaarschuwd dat ik geen deskundige was tussen antropologen, Japanologen, Sinologen, sociologen, historici, ethografen, was, werd toch besloten dat ik de klus moest klaren. De interim managers waren - Albert Schipperijn, voormalig personeelsmanager bij de Shell en nu als zodanig in interimfunctie bij het RMV, en Lammert Leertouwer, voormalig Rector magnificus van Leiden als interim-manager hoofd Onderzoek. De laatste was mijn voorganger: interimhoofd sector Onderzoek. Beiden hadden reeds gezorgd dat er enige rust in huis kwam. De stormen konden hoge golven veroorzaken. Kunst (maar zie verderop) vormde een steeds wezenlijker onderdeel van mijn leven. Als hoofd Onderzoek van het RMV zou ik indringend geconfronteerd worden met intussen twee belangrijke aspecten in mijn leven: kunst en onderzoek. En met name het snijvlak van beiden. Maar ik werd ook geconfronteerd met het spanningsveld tussen management en inhoud. Als hoofd onderzoek was ik tevens lid van het Management team, precies de plek waar deze spanningen samenkwamen. Dat heb ik geweten! Van 1999 tot eind 2004 leidde ik de afdeling Onderzoek in het Rijksmuseum voor Volkenkunde (RMV) te Leiden. Hier vloeiden voor mij wetenschap, kunst en cultuur op natuurlijke wijze samen, als een onuitputtelijke bron van inspiratie. De dagelijkse confrontatie met realia – en de contextuele verankering daarvan – vormden een nieuwe en kleurrijke leerschool in mijn leven. De manier waarop conservatoren probeerden achterliggende begrippen en hun realia te integreren vormden een dankbare leerschool. Elk object herbergt een ongrijpbare realiteit, waaraan het zijn werkelijke betekenis ontleent. De aanschouwelijke realiteit wijkt langzaam voor de betekenis erachter. Ik was verbijsterd over de parallellen die men kan trekken tussen de beginselen van de kwantummechanica, de wetmatigheden in de etnologie, en de menswetenschappen in het algemeen. Maar nog indringender was de ervaring dat beeldvorming een mentaal proces is. Fotonen komen binnen via het reticulum. In honderden miljoenen jaren is dat reticulum vergroot, verfijnd, geoptimaliseerd. Hierdoor ontstond, samen met het evolutionair ontwikkelde, indrukwekkende vermogen om beelden, of de essentie daarvan, op te slaan, een historisch beeldarchief, zonder scherpe grenzen van de inhoud. Pas de interpretatie van die fotonen, naast geluid en andere zintuigelijke prikkels levert een denkbeeldig beeld van de werkelijkheid op, zoals de schijngestalten van de maan iets vertellen over het geheel en haar dynamiek. Geweldig dat dat kan. Het is als gevolg hiervan een universeel en nooit eindigend spel de betekenis achter het waarneembare te doorgronden. In de discussies met de conservatoren over etnografica kreeg dit dynamische proces een bijzondere diepgang. Bovendien was ik in de positie om van dichtbij het begrip culturele diversiteit te ervaren. In deze tijd werd ik lid van ICOM en via dit lidmaatschap werd ik geconfronteerd met het denken over culturele diversiteit. In 2001 verscheen de Universele Verklaring van het recht op Culture Diversiteit.(Unesco, 2001). Het leek een uitstekend document om na te denken over een herpositionering van het Museum voor Volkenkunde. Ik werd direct en indirect geconfronteerd met het wereldwijde bestaan van duizenden culturen. Deze ervaring zou de trigger worden, die mijn denken over kunst onomkeerbare impulsen gaf. Ik nam mij in die tijd ook voor om nooit commercieel als kunstenaar te werken. Als iets de essentie van dingen wel verblindt is het economische waarde. In het bijzonder was ik betrokken bij het onder de aandacht brengen van contextuele informatie bij deelcollecties van het RMV. Daar werden tot 2006 door de conservatoren 21 publicaties over gemaakt ( zie www.rmv.nl , E-publicaties). Opnieuw, net als in mijn vorige baan, was het werk sterk internationaal getint, met veel samenwerking tussen internationale topmusea, ministeries voor Cultuur, ambassades, universiteiten en academies. De vijfde schok was het einde van mijn contract bij het RMV. Ik kwam binnen zogezegd als opvolger van Prof. Dr. L. Leertouwer, voormalig rector magnificus van de Rijksuniversiteit Leiden. Hij was twee jaar interim-manager geweest en hoofd van de conservatoren. Er waren grote problemen geweest binne het RMV, met name tussen directie en conservatoren. Aan mij was de taak om een en ander te stabiliseren. Onder mijn leiding - wat heet, de conservatoren kregen weer plezier in hun werk wat ze heus wel zelf konden – ontwikkelde de sector zich voorspoedig en kwamen leuke internationale projecten op gang. Ik werkte met plezier samen met Ken Vos, Pieter ter Keurs, Graham Scott, Nandana Chutiwongs, en vele anderen aan de voorbereiding van internationale projecten als het "Virtual Museum of 5000 masterpieces", gefinancierd door de Asea-Europe Foundation, met topmusea uit de hele wereld als British Museum, Qai Branley Parijs, Asian Civilisations Singapore, National Museum of China in Shanghai, National Museum of Indonesia,, de voorbereiding van de viering van de 60-jarige onafhankelijkheid van Indonesie, met daaraan gekoppeld een expositie in de Nieuwe kerk in Amsterdam en in Jakarta. Het was een groep gepassioneerde onderzoekers, academici, hoogleraren, doctoren, promovendi, en een nooit stagnerende rij stagiaires uit verschillende landen, op zichzelf een manifestatie van culturele diversiteit. Maar na enkele jaren ontstonden nieuwe spanningen langs oude breuklijnen in de organisatie, tussen directie en conservatoren. Ik zat dus op de plaats van kop van jut en vertrok na een diepgaand conflict met de directie, een jaar eerder dan gepland. De conservatoren waren solidair en zegden het vertrouwen in de directie op. Plotseling lag de weg open om mij, intussen op de respectabele leeftijd gekomen waar anderen zich bezinnen over een naderend afscheid van het actieve leven, te bezinnen op de toekomst. Nu noem ik mezelf voor het gemak kunstenaar, maar tegelijkertijd moet ik bekennen dat ik daarover mijn twijfels heb en eigenlijk vind dat het leven zelf een kunst is. Ik hoop nog dertig jaar te gaan. Kunstenaar is één woord, uitleggen waar je mee bezig bent, zeker als je het zelf nog moet uitzoeken, is tijdrovend. Een poging om dit te vertellen bij omroep Nuth vind je hier. Na enkele jaren verzeild te zijn in de kunstwereld drong zich een belangrijke vraag op. Ik maakte objecten, raakte bedreven in het verbeelden en vervaardigen van objecten, steeds abstracter. Maar de vraag waarom ik dit deed en meer nog waarom ik dit kon, werd steeds nijpender. In 2007 besloot ik tot een drastische koerswijziging. Ik trok me terug - min of meer - en besloot een onderzoek te gaan doen naar de samenhang tussen het verschijnsel tijd, de oorsprong van creativiteit en de werking van het onderbewuste. Deze zaken lijken voor de buitenstaander minder samenhangend dan voor mij, wellicht. Ik had al ruim tien jaar nagedacht over dimensies, tijd, chaos. Er ook veel aandacht aan gegeven in mijn installaties. Maar het bevredigde niet. Ik bedacht dat een onderzoek op het grensvlak van het onderbewuste misschien soelaas zou bieden. Op 15 juli 2007 pakte ik een nachtboek en twee jaar lang rapporteerde ik nauwgezet mijn dromen, maakte er notities bij ( die ik streng gescheiden hield van de droombeschrijvingen, maakte honderden droomtekeningen en foto's van relevante voorwerpen die mijn dromen inspireerden. Ik wist niets van het onderbewuste of dromen. Daarom werd ik lid van de Association for the Scientific Study of Consciousness (ASSC), woonde de conferenties in Taipei in Taiwan en in Berlijn bij in 2008 en 2009. Aansluitend volgde het lidmaatschap in 2007 van de International Association for the Study of Dreams (IASD) en de Vereniging voor de Studie van Dromen. In 2009 gaf ik mijn eerste lezing in Chicago. De lezing werk ik uit tot een artikel. De lezing werd goed ontvangen. Enkele maanden later werd ik gevraagd om op te treden als Conference Manager voor het IASD congres 2011 in Nederland. Ik huurde Conferentiecentrum Rolduc af, enigszins tot verbazing van sommige Amsterdammers, en organiseerde met een team van vrijwilligers het congres (zie www.asdreams.org) Helaas overleed mijn goede vriend Rob Hollink, die de logistiek zou doen, bij de start van het project. Zijn dochter Yamuna nam zijn klus over. We werkten met een divers team, Bart Koet, Barbara Roukema, Marja Moors, Suzanne Wiltink, Harry de Bont, Yamuna Hollink en Annet Visser. Dat congres is zojuist voorbij. Er kwamen meer dan 350 deelnemers uit ruim dertig landen, neurologen, neurochemici, psychiaters, psychologen, historici, religieuzen, therapeuten, kunstenaars, die gezamenlijk konden genieten van 200 lezingen, workshops, een kunsexpositie en een adembenemende sfeer in het voormalige klooster Rolduc. Het was een daverend succes. Intussen leidde een ernstige lekkage in mijn huis tot een totale afbraak van het dakdeel. In plaats van vakantie houden konden we aan de slag in huis. Van het een kwam het ander. Een totale renovatie was het gevolg. Nu is het huis klaar. 2012 beloofde een spannend jaar te worden. Paulien Dieteren en ik schreven een voorstel- Mystères de la Meuse - voor het LSO. Het werd uitgekozen en Arno Dieteren en Hans Kockelmans schrijven nu de compositie uit voor het Limburgs Symfonie Orkest. We werkten aan een project HQ (HeadQuarter). HQ is een synthetisch brein waarmee we percepties van werkelijkheid onderzoeken. In 2012 kregen we subsidie van het Huis voor de Kunsten om het te voorzien van een dak. We wilden het HQ plaatsen op plaatsen waar percepties van werkelijkheid leidden tot grote botsingen: Het virtuele drielandenpunt in België, in de nabijheid van Eupen, de witte stip in een voetbalstadion, de muur tussen het Katholieke en protestantse kerkhof in Roermond, enzovoorts. Hiermee wilden we het wezen van culturele grenzen ter discussie stellen. Daarnaast, als vervolg op Mystères de la Meuse ging de Weeffout aan de slag met een project dat over enkele jaren de culturele grenzen van de Euregio moest overschrijden . Maar Friesland in plaats van Limburg werd Culturele Hoofdstad en het project liep dood. Maar eerlijk gezegd ook doordat het waarschijnlijk te groot waas voor de Weeffout. Door persoonlijke omstandigheden werd bovendien de Weeffout ontbonden na een aantal zeer succesvolle jaren. 2012 was ook een jaar vol investeringen in dromen. Naar China voor een presentatie over dromen op het BIT 3rd neurological congress, aansluitend naar California voor de IASD. Ook in dit jaar werd het het Oneiron droommuseum opgericht, het kleinste museum van Nederland.In 2016 volgde opnieuw een succesvol IASD-congres in Kerkrade op Rolduc. Ik hield diverse lezingen over dromen, gebaseerd op mijn minutieus bijgehouden droomdagboeken. De eerste verhalen verschenen, na een publicatie-onderbreking van 15 jaar. Dit keer over dromen. Alles bij elkaar zag het er - behalve de kleintjes - ongeveer als volgt uit ( natuurlijk met het besef dat dit een selectie is uit een chaotisch bestaan) :
2005-2018 Onafhankelijk Kunstenaar/Onderzoeker |
Period
|
Function
|
Institution
|
2019 | Organizing committee member | IASD conference in Rolduc, The Netherlands |
2016 | Co-host | IASD conference in Rolduc, The Netherlands |
2011-2018 | Member | ISST International Society for the Study of Time |
2011 | Conference manager | IASD conference in Rolduc, the Netherlands |
2007-2011 | Host | Organising series of annual exhibitions "Octomber" 1, 2, 3 |
2011-2016 | Board member | International Association for the Study of Dreams (IASD) |
2009-2012 | Board | Vereniging voor de Studie van Dromen (VSD) |
2007-2018 | Member | Vereniging voor de Studie van Dromen (VSD) |
2007-2018 | Member | International Association for the Study of Dreams (IASD) |
2007-2013 | Member | Association for the Scientific Study of Consciousness (ASSC) |
2006-2011 | Chair | Mede-oprichter van "Stichting de Sokkel" (international) |
2004-2013 | Secretary | Mede-oprichter "Stichting de Weeffout" (international) |
2002-2004 | co-initiator | Shared cultural Heritage, Netherlands Indonesia, 60 years independence |
2001-2004 | dutch chair | European Cultural heritage online (Dutch representative) |
2001-2004 | co-chair | Workgroup “Virtual museum of 5000 European and Asian Masterpieces |
2001-2004 |
member | Asian European Museums network ASEMUS |
2000 | convenor | SVCN annual meeting in Leiden (national) |
1998-recent | director | 5-dimensional art research centre (intergalaxy) |
1999-2004 | member | CNWS, Research school of Amerindian African and Asian cultures, Leiden (international, global) |
1999-1994 | member | SVCN Stichting Volkenkundige collectie Nederland, Leiden |
1999-1994 | head | Research division of National Mùseum of Ethnology Leiden(global) |
1997 | chair | Euregio meeting Heerlen (host) |
1996-1997 | member | Organizing Committee European Association of Organic Geochemistry, 18th Int. Meeting Maastricht (international, local host) |
1996 | chair | International Geological Congress Beijing (international) |
1995-2004 | chair | Mede oprichter Stichting Beheer Cultureel Erfgoed Limburg "de Rentmeesters" (regional) |
1995-1998 | council | Int. Comm. Coal and Organic Petrology |
1995-1996 | president | Organizing Committee ICCP-congres in Heerlen (Host) |
1990-1995 | convenor | ICCP convenor working group Basin Modeling (international) |
1990-1994 | advisor | Laboratory Palynology and Paleobotany Foundation (Utrecht), (international) |
1990-1992 | member | AWON Werkgemeenschap Palynologie en Paleobotanie, (national) |
1989-2012 | memberr | Milieugroep Regionaal Stort Westelijke Mijnstreek, Schinnen (regional) |
1987-1998 | member | European Association of Organic Geochemistry (international) |
1986-1993 | member | Petroleum Geologische Kring, The Netherlands (national) |
1986-1994 | member | The Society of Organic Petrology (USA) |
1986-1992 | advisor | European Centre for Coal Specimens SBN (international) |
1985-1999 | member | International Committee of Coal and Organic Petrology (international) |
1985-1994 | member | Paleobotanisch en Palynologisch Genootschap Utrecht (international) |
1984-1991 | secretary | Kon. Ned. Geol. Mijnb. Genootschap, Region Limburg (regional) |
1983-1998 | member | Societé Géologique de Belge (international) |
1969-1976 | member | Utrechtse Geologenvereniging |
Publicaties en openbare rapporten
79 Willem Fermont, 2018. 78 Willem Fermont, 2018. 77 Willem Fermont, 2017. 76 Willem Fermont, 2017. 75 Simone Rieger, Maurice Godelier, Helena Meininger, Jean Maroldt,
Willem Fermont, Cornelia Kleinitz, Michael Rowlands, Lucy Norris, 2003. European Cultural Heritage Online.ECHO. EU Contract nº: HPSE/2002/00137,Project
nº: SERD/2002/00269 74 W.J.J. Fermont, 2003. 73 Willem Fermont, 2002 72 Willem Fermont & Graeme Scott, 2002 71 In: Lokhorst, A., ed, 1998. The NW European Gas Atlas. Composition and isotope ratios of Natural gases. Compilation of Geochemical data. ISBN 90-72869-60-5 (Also on CD-ROM). 70 Lokhorst, A., and coworkers, 1997. 69 Cook, A.C., P. David, A. Davis, A.M. Depers, W.J.J. Fermont & R. Kutzner (1997). An international Accreditation Programme for maceral and vitrinite random reflectance analyses. In, Spanning the Energy Gap. 7th. New Zealand Coal Conference, 15-17 October 1997, Parkroyal Hotel, Wellington. Proceedings Volume 2. Coal Research Limited, Lower Hutt, New Zealand, p.466-477. 68 Willem Fermont, Harrie Bakker en Bert Roos, 1997. Herevaluatie Maastricht Aachen Airport. De Rentmeesters, Nuth, 1997. 67 B. Horsfield et al., "18th International Meeting on Organic Geochemistry - Maastricht Exhibitionand Congress Centre, Maastricht, The Netherlands - 22-26 September 1997", ORG GEOCHEM, 29(5-7), 1998, pp. XI-XI 66 In: TNO-NITG: Geological Atlas of the subsurface of the Netherlands Map sheet X. 1998. David, P., Fermont, W.J.J., Jegers, L. and Milder, H. Chapter 12.4. Geochemical evaluation and burial history., p.113-119. 65 Fermont, Willem, David, Petra and Bosch Aleid, 1997. 64 Pradier, B., Lafont, F., Boutet, C., Nicolas, G., Fermont, W.
Veld, H., Champanet, J.M.. 1997. 63 Gerling, P. Fermont, W., Kotarba, M., Laier, T., Nicholson, R.A,
1997. 62 Veld, H., Fermont, W.J.J., Kerp, J.H.F., and Visscher, H., 1996. 61 Fermont, Willem, 1996 60 David, Petra, Fermont, Willem, and Verhelst, Frederic, 1996 59 Fermont, W.J.J., David, P., Jongerius, P., and Veld, H., 1996. 58 Fermont, W.J.J., David, P., Jongerius, P., and Veld, H., 1996. 57 David, Petra, Fermont, Willem, and Verhelst, Frederic, 1996 56 Veld, H., Fermont, W.J.J., David, P., Pagnier, H.J.M. and Visscher,
H. 1996. 55 Fermont, W.J.J., David, P., Jegers, L.F., and Milder, H., 1995. 54 Fermont, W.J.J., Jegers, L.F., Dusar, M.,1995. 53 P. David, S. Helsen, & W.J.J. Fermont, 1995. 52 Verhelst, F., David. P., Fermont, W., Jegers. L.,Vervoort, A.
1995. 51 S. Helsen, P. David & W.J.J. Fermont, 1995. 50 H. Veld, J.W. de Leeuw, J.S. Sinninghe Damsté & W.J.J.
Fermont,1994. 49 H. Veld, N.N.M. Jansen, W.J.J. Fermont, and H.J.M. Pagnier, 1993. 48 Veld, H., Fermont, W.J.J., Jegers, L.F. & Kerp, J.H.F., 1993. 47 Fermont Willem J. J. 1993. 46 W.J.J. Fermont, A.M.H. van der Veen, K.A. Nater, Joziasse. J,
1993. 45 W.J.J. Fermont, A.M.H. van der Veen, K.A. Nater, Joziasse. J.,1993.
44 Petra David and Willem J.J. Fermont, 1993. 43 Püttmann, W., Bechtel, A. Speczik, S. and Fermont, W.J.J.,1993. 42 Petra David and Willem J.J. Fermont, 1993. 41 Harry Veld, Willem J. J. Fermont and Leo. F. Jegers, 1993. 40 H.Veld en W. Fermont, 1993. 39 Fermont, W.J.J. & J. Joziasse, K.A. Nater, A.M.H. van der
Veen, 1992. 38 Petra David and Willem J.J. Fermont, 1992. 37 Harry Veld, Willem, J.J. Fermont, and Leo. F. Jegers, 1992. 36 Veld, H., Janssen, N.N.M., Fermont, W.J.J. & Pagnier, H.J.M.,
1991. 35 Püttmann, W., Fermont, W.J.J. & Speczik, S., 1991. 34 Tang Dazhen, 1991. 33 Tang Dazhen, Yang Qi, Willem Fermont, Pan Zhigui, Wang Benshan
& Zhang Lijie, 1991. 32 Veld, H., Fermont, W.J.J., de Leeuw, J. W. & Sinninghe Damsté,
J., 1991. 31 Tang Dazhen, Fermont, W.J.J. Pan Zhigui, Püttmann, W. &
Yang Qi, 1991. 30 Fermont, W.J.J., Jegers, L.F., Joziasse. J & Nater, K.A.,
1991. 29 Püttmann, W. & Fermont, W.J.J. 1990. 28 Leinders, J.J.M. et al.,1990. 27 Fermont, W.J.J., van de Laar, J.G.M. and Veld, H. 1990. 26 Fermont, W.J.J., van de Laar, H.G.M. & Veld, H., 1990. 25 Fermont, W.J.J. & Smit, R., 1990. 24 Veld, H. & Fermont, W.J.J., 1990. 23 Tang Dazhen and Willem J.J. Fermont, 1990. 22 Fermont, W.J.J. & Weegink J.W.(eds.), 1990. 21 Laar, J.G.M. van de, & Fermont, W.J.J. 1990. 20 Laar, J.G.M. van de, and Fermont, W.J.J., 1990. 19 Fermont, W.J.J. & Tang Dazhen, 1990. 18 Fermont, W.J.J., 1990. 17 Fermont, W.J.J., Chermin, H.A.G., Joziasse, J. & Nater, K.A.,
1989. 16 Fermont, W.J.J. & Joziasse, J., 1989. 15 Laar, J.G.M. van de , and Fermont, W.J.J.,1989. 14 Fermont, W.J.J. and Joziasse, J., 1989. 13 Fermont, W.J.J., 1988. 12 Beijer, H. and Fermont, W.J.J., 1987. 11 Fermont, W.J.J. and Assink, J.W., 1987. 10 Fermont, W.J.J., 1986. 9 Fermont, W.J.J. and Van de Laar, J.G.M., 1985. 8 Fermont,W.J.J. en van der Meulen, A, 1984. 7 Troelstra, S.R. and Fermont, W.J.J., 1984. 5 Fermont, W.J.J., Kreulen, R. and van der Zwaan, G.J.,1983. 3 Fermont, W.J.J., 1977. 2 Fermont, W.J.J., 1977. 1 Reiss, Z., S. Leutenegger, L. Hottinger, W.J.J. Fermont, J.E. Meulenkamp,
E. Thomas, H.J. Hansen, B.Buchardt, A.R. Larsen and C.W.Drooger, 1977.
Begeleiding promotieonderzoeken
2 Petra David, 1994. Organisch-petrologische und geochemische Charakterisierung
von Schwarzschiefern. RWTH Aachen. 300 pp. Promotor Prof. dr. M. Wolf.
Externe adviseur dr. W.J.J. Fermont. 3.Harrie Veld, 1995. Organic Petrology of the Westphalian of The
Netherlands. Deviations in vitrinite reflectance trends. 190 pp. Promotor
Prof. dr. H. Visscher. Co-promotor dr. W.J.J. Fermont. |
Een mening over kunst
Op de Amerikaanse site AskArt stonden op 26 januari 2006 ca. 42.000 kunstenaars geregistreerd, hetgeen niet klopt want ik heb het nageteld. Onder de A stonden er 1395, onder B 4035, onder C 2940 enzovoorts. In totaal 38.294 kunstenaars waarvan 6 namen met een X en 57 met een Q beginnen. Als je achternaam begint met een X of Q ben je sneller beroemd dan met een B of een S. De F zit precies in de middelmaat, maar een kunstenaar Fermont vind je sporadisch, bijvoorbeeld C-Drik Fermont uit België. Op 1 november 2009 is dit aantal bij Askart op wonderlijke wijze gegroeid tot 178.374. Nog steeds geen enkele Fermont. Op 21 september 2011 is het aantal op raadselachtige wijze weer gekrompen tot 167.223. Kunstenaars ontstaan uit het niets en kunnen zomaar verdampen! Wellicht zijn de niet-professionelen waar niets aan verdiend kan worden, verwijderd. Echter op 25 oktober is het aantal kunstenaars weer gegroeid tot meer dan 300.000!!! Er staat veel informatie in over kunstenaars. Niet voldoende natuurlijk maar wel boeiend. Natalia Ivanovna Zaruba (1915 - ) uit de Russische Federatie schilderde "A stroll by the River (olie). Pas met Google (266 hits) kom ik er achter dat ze in 1915 geboren is. Kennis is macht.Via Christies vind ik aanvullend op Google: " In 1935 she graduated from the Lugansk Art School and then the Kiev Art Academy in 1946. She has been a Member of the Union of Artists since 1946) . Ik vond haar omdat ik de laatste schilder in de www.askart.com (z***) zoch. Ik dacht dat zij dat was maar vergiste me. Ik zocht, een beetje onoplettend, niet onder de voor de hand liggende laatste letters in het alfabet Zuc-Zywy waar Aleksander Zyw (UK, 1905-1995) de alfabetische hekkensluiter was maar onder Zaa-Zar. Ze stond hier twee plaatsen onder de op dat moment als laatst geklasseerde kunstenaar, maar ik vond haar naam mooier. Ik droomde dat ik haar ontmoette, een knappe uitdagende vrouw, die, toen ik haar in 1939 tegenkwam tijdens de lente in Siberië, waarheen ze helaas verbannen was vanwege controversiële, antistalinistische olieschilderijen, me smeekte om door een knappe man naar een andere man, plaats en tijd te worden ontvoerd. In mijn droom zocht ik wanhopig naar zo iemand zonder op het idee te komen dat ze mij zou bedoelen. "Waar is die held? " riep ik, dolend door een oude, vervallen en geheel met koolzaad overwoekerde steenfabriek, waarvan de zwartgeblakerde, kromgetrokken schoorsteen op instorten stond. Ze geurde naar bloeiend koolzaad en ik vond Natalia Zaruba een mooie naam. Ik moet me bedwingen om niet het hele leven van deze vrouw, te doorwroeten. Levenslang. Als de velden, zoals nu in september, citroengeel kleuren van het koolzaad waan ik me in Siberië en vervul de rol van reddende engel met verve. Zucht! Deze informatie lijkt niet relevant voor een curriculum. Men beweert dat een curriculum een feitelijke weergave hoort te zijn van wapenfeiten, gebeurtenissen en activiteiten uit het verleden. Het is een bewering die enige kanttekening behoeft. De term Curriculum vitae is afgeleid van het Latijnse currere (stromen) en vita (leven). Levensstroom dus. Maar een stroom loopt nooit van vast punt naar vast punt. Een stroom graaft zichzelf, wijkt voor barrières, dondert langs cascades naar beneden, vormt ondiepe meanders in vlakke gebieden, versmalt in hardnekkige canyons, verdampt onderweg en wordt weer aangevuld door talloze zijstromen. Ze heeft geen echt begin. Het inzijgend grondwater komt op raadselachtige wijze van alle kanten uit ondoorgrondelijke capillairen. Uiteindelijk verliest elke rivier haar identiteit als eindeloos verdunde oplossing in de grote zee. Kortom, een rivier leeft als alle leven. Het is dus gerechtvaardigd niet alleen de zogenaamd belangrijke ijkpunten van een levensloop weer te geven, maar ook het levensproces als zodanig. En dan verandert een Curriculum noodzakelijk, is geen knieval meer voor een verlangen om ergens te komen, maar een feitelijke weergave van een ongrijpbaar, grotendeels chaotisch bestaan, een tijdloos proces, dat we proberen te vangen. Het bovenstaande voorbeeld van deze fascinerende, lieve Natalia is daarom op zijn plaats als heldere illustratie van een serendipiteit, een stroom die bepaald wordt door toeval en veel belangrijker dan de ijkpunten vermeld in andere delen van dit CV, met als gevolg minder uitzicht op een volgende, wel omlijnde fase in een leven). Veel mensen op kunstsites leggen uit waarom ze kunst “bedrijven”. Althans de levende. De vroegere generaties deden daar misschien niet of minder aan. Tegenwoordig moet dat kennelijk. Iedereen maakt een visie, liefst zeer relevant en in zes regels. In vrijwel elk land zijn organisaties met duizenden of tienduizenden leden met allemaal een eigen visie. Er bestaan wereldwijd wel vijf miljoen professionele visies over kunst, schat ik. Afgezien nog van het taalprobleem is het fysiek onmogelijk ze allemaal te kennen. De veronderstelling dat elke mening over kunst vast al vele malen ergens ter wereld is geformuleerd is een artistieke maar wijdopen kerkdeur. Op nog een mening over kunst staat niemand te wachten. Maar vooruit, als het dan toch moet: "Kunstwerken zijn vervellingen van de geest. Zij fixeren de toestand waarin het denken van de kunstenaar zich op zeker moment bevond". Deze vervellingen worden slechts toegankelijk als ze op rij gelegd worden, een reeks over elkaar vallende schaduwen. Ze onthullen slechts een vlakke contour van de roerselen van de voortsnellende, hopeloos zoekende, voortdurend zich vergissende, zich nooit kunstenaar noemende, liefst vrolijke kunstenaar, die het verleden omarmt en tegelijkertijd uitlacht." Een kunstwerk op waarde schatten( ????) is de ultieme vorm van arrogantie. Kunstwerken zijn monumenten van vervlogen toestanden, die als het ware tijd laten ontstaan doordat ze aantoonbaar uit een mengsel van verschillende verledens stammen. Waarbij ik de kanttekening maak dat tijd niet bestaat, maar zelf een kunstwerk van de geest is. Een kunstwerk heeft slechts betekenis in het licht van zijn wording. Zonder voorafgaande geschiedenis of kennis daarvan is een kunstwerk zonder enige betekenis. De mode om van een kunstwerk zelf iets te vinden, een eigen interpretatie te geven zonder noodzakelijke achtergrond informatie is de ultieme vorm van luiheid, oppervlakkigheid en banalisering van de drijfveren van de maker. Verbeelding van elke werkelijkheid is een subjectief gebeuren, dat plaats vindt in het hoofd van ieder mens, ieder organisme, ja elk molecuul. Zelfs een elektron weet precies hoe het zich moet gedragen in wisselende omstandigheden en moet dus een beeld vormen van de omringende wereld. Kon het dat niet, het zou rechtuit vliegen, botsen, knallen en chaos veroorzaken. De affectie tussen een man en een vrouw is van dezelfde onvoorwaardelijkheid als tussen een proton en een elektron. Het enige verschil tussen een menselijk brein en een elektron is dat tijdens de evolutie het vermogen om feitelijkheden uit de omringende wereld op te slaan en te verwerken, ontzagwekkend is toegenomen. Een kunstenaar maakt daar handig gebruik van door op grond van onbegrepen of in elk geval maar gedeeltelijk begrepen feiten, zich een wereldbeeld te vormen. Dat is een dynamisch proces, tot de dood er op volgt. Als kunst al iets is dan is het: "Het onderweg zijn zelf". En, let wel, dit is geen exclusief proces voor kunstenaars. Organismen kunnen niet anders. Tenslotte, ik ben gefascineerd door evolutie en tijd. Ik denk dat de wereld alleen in een overigens ontoegankelijk nu bestaat. Geen reëel verleden, geen reële toekomst. Ons vermogen om te herinneren en te reconstrueren leidt tot voorstellingen van het voorbije leven, of fantasieen daarover. Alles, alles, wat we denken te weten en ervaren over geschiedenis, processen zijn reconstructies die we afleiden uit het heden. Omdat gebeurtenissen uit het verleden haar sporen nalaat in het nu zijn we in staat om uit het nu geschiedenis te reconstrueren. Klaprozen Ik loop door het veld bij Nuth. Nu ben ik daar en pluk. Een dikke bundel klaprozen. Weggegrist uit het nu. Dat alweer verleden tijd is. Behaarde stengels. Borstelige verdikkingen. Prille, lichtgroene knoppen. Wijkende donkergroene schutbladeren. Ontluikende, zachtroze-rode bloemen met een violette kern. Verwelkte bruine bladeren. Onrijpe geelgroene vruchtbeginsels. Geheimzinnige opengebarsten bruingevlekte zaaddozen. In diaspora verdwijnende, minuscule zwarte zaadjes. Uit een momentopname reconstrueer ik de geschiedenis van de klaproos. Omdat ik de sleutel ken. Het nu is geschiedenis. Alles om ons heen getuigt - voor wie het wil zien - van ontstaan, bloei en ondergang. |